In lekentermen
Er is een tijd geweest waarin godsdienst het leven van de mens volledig bepaalde. Van aan de wieg tot het graf stond alles in het teken van God. Niet slecht me dunkt, maar wel als daar politiek misbruik van wordt gemaakt, en de Kerk in feite een instituut van onderdrukking wordt in plaats van bevrijding.
Tegen de 17de eeuw was het zo ver gekomen. De protestantse revolte tegen de misbruiken in de Rooms-Katholieke Kerk uit de 16de eeuw waren zeker niet zonder reden: de lokale priesters hielden de bevolking dom en profiteerden ondertussen van het verkopen van aflaten – ticketjes die ervoor zorgden dat een zondig persoon niet zo lang in het vagevuur moest doorbrengen. Je reinste onzin dus, en zodoende was het noodzakelijk dat daar een reactie op kwam.
Maar het gevolg van die revolte is niet een terugkeer naar God geweest. In tegendeel: het constant gekibbel van protestanten en katholieken zorgde ervoor dat men tegen de 18de eeuw de mystieke, intuïtieve kern van religie uit het oog verloor, en zich steeds meer richtte op het formuleren van argumenten. De Rede, en niet God, kwam centraal te staan. Het leidde tot de Verlichting: het idee dat de Rede het meest kenmerkende aspect van de mens is. En ook dat was nog geen acuut probleem.
De miserie begon pas toen in de 19de eeuw de aanbidding voor Rede blind werd en belang van de Logos helemaal onder tafel werd geveegd. Dat is het tijdperk van het positivisme: de Rede, en énkel de Rede zou ons naar een betere wereld leiden. In Parijs dacht Auguste Comte dat de sociale orde op een “rationele” manier ontworpen kon worden, en in Wenen dacht ook Moritz Schlick de logica op “rationele” basis te kunnen gronden.
Opstand tegen de excessen
van een religieuze kaste
De psychologie van het Grote Gelijk
Wereldoorlog I kwam dan ook als een totaal onverwachte schok. Een jaar voor die uitbrak zat men in Wenen nog over het geslacht der engelen te discussiëren en een jaar nadat ie gedaan was begon men stilaan te beseffen dat al die mooie Verlichtings-ideetjes niét geleid hadden tot een betere wereld. Integendeel: ze hadden geleid tot de psychologie van het Grote Gelijk, en het onvermijdelijke geweld dat daarbij altijd komt kijken.
Vandaag zie ik die psychologie van het Grote Gelijk terugkomen. Al wie niet gelooft in het officiële “wetenschappelijke” discours over virussen, die is een ketter. De virus-experten fungeren als hogepriesters van dat geloof, en de gewone priesters (onze journalisten) zorgen er op hun beurt voor dat de dogma’s van dat geloof er via bepaalde mantra’s dagelijks in gestampt worden. Wie nog niet gelooft in het virus, die moet bekeerd worden.
Is het dan ook niet verwonderlijk dat de wetenschappers, die ooit terecht in opstand kwamen tegen de excessen van een religieuze kaste, nu zélf die kaste zijn geworden? Of hoe moet ik anders de intellectuele beledigingen aan het adres van de burger interpreteren wanneer ie tijdens een interview met zo’n expert te horen krijgt dat het antwoord op een zeldzaam kritische vraag best “in lekentermen” wordt uitgelegd, insinuerend dat het anders te moeilijk zou zijn?
In “leken”-termen. Savoureer die term. In termen van niet-ingewijden dus. De corrupte priesters zijn terug. Alleen zijn ze nu vermomd als “experten”.
Brecht Arnaert