Mattias Desmet gaf toestemming op dit artikel van zijn substack hier te publiceren

Hypnosedatie 
Mind over matter in het operatiekwartier 

Tineke De Cock en Mattias Desmet


Hypnose is sinds een paar eeuwen een controversieel onderwerp in academische kringen.

Hypnose is sinds een paar eeuwen een controversieel onderwerp in academische kringen. In het bijzonder het gebruik van hypnose voor verdoving tijdens operaties leidde tot verhitte discussies. Recentelijk bracht professor Mattias Desmet (tweede auteur van dit artikel) het terug onder de aandacht in de context van zijn theorie over massavorming tijdens de coronacrisis. Massavorming en hypnose zijn volgens hem nagenoeg identiek. Beiden richten de aandacht op één klein aspect van de realiteit en zorgen dat mensen geen besef meer hebben van de rest van de werkelijkheid. Dat mechanisme is enorm sterk. Zo sterk dat iemand wiens aandacht door een eenvoudige hypnotische procedure op één specifiek iets is gericht – bijvoorbeeld een bepaalde reeks voorstellingen die door de stem van de hypnotiseur worden opgewekt – zelfs geen pijn meer ervaart wanneer een chirurg in zijn lichaam snijdt.

 

Tijdens sommige interviews, zoals dat bij Alex Jones, stelde Desmet: ‘Ik heb het met eigen ogen gezien – een chirurg kan door het vel en vlees snijden, zelfs dwars door het borstbeen zagen en een openhartoperatie uitvoeren zonder dat de patiënt het opmerkt’. Het was voor de welwillende toehoorder niet moeilijk om te begrijpen dat Desmet daar in wat hyperbolische stijl sprak over operaties die hij op video had gezien (of althans meende op video gezien te hebben), iets wat hij onmiddellijk na het interview ook duidelijk maakte op zijn sociale media (zie Facebook post van 5 september) en in een latere substack.

De reactie van de media was desalniettemin heftig. Ze beschuldigden hem er en masse van een leugenaar en fantast te zijn. Openhartoperatie onder hypnose? Belachelijk! Tijd om ons rustig de vraag te stellen: In welke mate kan hypnose nu eigenlijk gebruikt worden als verdoving tijdens operaties? We zullen zien dat de bevindingen fascinerend zijn. En we zullen ook zien dat het onderwerp van de hypnotische sedatie al eeuwen tot heftige stigmatisering leidt. Quasi elke arts die erover schreef – hoe grondig en op observaties gebaseerd zijn werk ook was – kreeg te maken met misprijzen, minachting, marginalisering en, in sommige gevallen, excommunicatie.

Laat ons bij de huidige stand van zaken beginnen. Vandaag de dag wordt hypnose wel degelijk gebruikt in de operatiekamer. Daarover kan geen twijfel bestaan. De functie ervan is echter meestal beperkt, in die zin dat het vooral gebruikt wordt ter vervanging van algemene anesthesie, meestal in combinatie met (lichte) lokale verdoving. Dat neemt niet weg: soms wordt het ook volledig op zichzelf staand gebruikt, zonder enige vorm van verdoving.

De lijst met operaties die heden ten dage onder hypnose kunnen plaatsvinden – al dan niet in combinatie met lokale verdoving – is lang, al wordt de techniek nog niet zo vaak toegepast (1). En vergis je niet, het betreft ook (zeer) invasieve ingrepen, zoals schildklieroperaties (denk bv. aan Koningin Fabiola in België), borst(kanker)operaties, oogchirurgie (bv. cataract), het verwijderen van tumoren (bv. huid– maar ook schildkliertumoren- zoals bij de Franse zangeres Alama Kante die doorheen de ganse operatie zong teneinde haar stem te redden), sterilisatie bij de vrouw (het verwijderen van de baarmoeder), lies-of navelbreukoperaties, urologische ingrepenherniaoperaties, bottransplantaties, halsslagaderoperaties, tot zelfs hersen– en hartoperaties. Over dit laatste (Franse) geval deed destijds (in 2018) misleidende informatie de ronde: zowel in video’s op internet als in de Franse pers sprak men (luidkeels) over een openhartoperatie, terwijl het in werkelijkheid een hartoperatie via de lies betrof. Deze ‘factcheck’ corrigeerde dit terecht. Naast (kranten)artikels is er ook beeldmateriaal beschikbaar van (invasieve) operaties onder hypnose (zoals bijvoorbeeld hierhierhier en hier). De Brusselse anesthesisten Christine Watremez en Fabienne Roelants passen ook hypnose toe bij hun chirurgische patiënten en maakten er in 2020 zelfs een indrukwekkende documentaire over, getiteld Ma voix ’t accompagnera.

Belangrijk hierbij te vermelden is dat hypnose zoals vandaag de dag gebruikt in het operatiekwartier eigenlijk slechts ‘het topje van de ijsberg’ is. Over het algemeen beseft men nauwelijks welke rijke geschiedenis er aan deze hedendaagse herontdekking vooraf gaat.

 

De moderne geschiedenis van de hypnose begint rond 1768 bij de Weense arts Franz Anton Mesmer (1734-1815). We kunnen de ideeën van Mesmer als volgt samenvatten: sommige personen hebben het vermogen om anderen te beïnvloeden dankzij een fluïdum dat hij het ‘dierlijke fluïdum’ noemde (2). Volgens hem was het universum gevuld met een magnetische vloeistof, subtieler dan ether, die kon worden overgedragen van magnetiseur op patiënt. Die overdracht van ‘dierlijke magnetisme’ zou een sterk therapeutisch effect hebben. Het publieke sentiment keerde zich echter tegen Mesmer en de academische wereld volgde de publieke opinie gedwee. De medische faculteit schreef zijn succes toe aan de kracht van ‘verbeelding’ en bestempelde hem als een regelrechte bedrieger. Mesmer werd in 1774 verwijderd van de faculteit Geneeskunde van Wenen wegens ‘charlatanpraktijken’ en vertrok daarop naar Parijs.

Nochtans bleek ‘mesmerisme’, zoals de procedure vervolgens genoemd werd naar diens bedenker (en dus in wezen de voorloper is van hypnose), in veel opzichten praktisch relevant voor de medische praktijk. Het bleek bijvoorbeeld zeer effectief voor het induceren van anesthesie bij allerhande chirurgische ingrepen (3). Een sensationeel voorbeeld betrof de operatie van een vrouw met vergevorderde borstkanker, uitgevoerd door M. Jules Cloquet, één van de meest vooraanstaande Parijse chirurgen in die tijd (3, p. 598). De patiënte in kwestie werd gehypnotiseerd, vervolgens maakte de chirurg een incisie van de oksel naar de binnenkant van de borst (zowel boven als onder) en sneed zowel de tumor als de gezwollen klieren weg. De operatie duurde alles samen 12 minuten. En het meest interessante van al: gedurende die tijd bleef de patiënte rustig met de chirurg praten en gaf niet de minste blijk van pijn. Er was geen waarneembare beweging in de ledematen van de patiënte, noch veranderding in de gelaatstrekken, ademhaling of stem. En zelfs de pols hield zijn normale ritme aan.

 

We realiseren ons de medische waarde van Mesmer’s techniek pas goed als we beseffen dat we ons toen in een tijdperk bevonden waarin er nog geen sprake was van chemische anesthesie. Er was bijvoorbeeld nog geen ether en chloroform om patiënten te verdoven. In die tijd was een operatie iets ronduit afschrikwekkends. Men probeerde enige verdoving tot stand te brengen via cocabladeren, alcohol of papaversap, of men sloeg de patiënt desnoods bewusteloos alvorens aan de ingreep te beginnen. Geen van die middelen leidde tot echt overtuigende resultaten en daarom bond men de patiënt voor alle zekerheid ook nog eens stevig vast. Het was niet anders. Pijn was een onoverkomelijk leed dat deel uitmaakte van het menselijk leven. God vroeg aanvaarding van die pijn – in andere remedies had hij tot dan toe nog niet voorzien.

 



een tijdperk zonder anesthesie

Het mag niet verbazen dat de mortaliteit van operaties onder die omstandigheden zeer hoog was. Patiënten waren doorgaans dan ook bijzonder gemotiveerd om zich open te stellen voor alles wat hun lijden kon verzachten, zoals bijvoorbeeld de methode van Mesmer. Maar dat was buiten de gevestigde orde gerekend. Artsen en chirurgen die gebruik maakten van ‘mesmerisme’, werden voornamelijk met ongeloof en vijandigheid bejegend. Het heersende medische discours beschermde zichzelf, zelfs als het daarmee zijn oorspronkelijke bestaansreden – het minimaliseren van lijden – rechtsreeks in het gedrang bracht. Sommige kleinmenselijke kenmerken zijn blijkbaar van alle tijden.

Rond 1841 zagen we een opflakkering van het gebruik van hypnose in de medische praktijk. In Frankrijk en Engeland werden steeds meer tandheelkundige ingrepen (zoals tandextracties) uitgevoerd in de mesmerische staat. Maar het was vooral de prestigieuze Engelse arts en professor John Elliotson (1791-1868) die het kopstuk werd van de ‘mesmerische’ beweging van die tijd. Vanaf 1837 legde hij zich quasi volledig op dit onderwerp toe (3, 4). Ook hier zagen we de typische, felle weerstand van de gevestigde orde. Zo voerde Thomas Wakley, de oprichter van het prestigieuze Britse medische tijdschrift The Lancet, jarenlang een verhitte strijd tegen Elliotson. Het gevolg was dat hij onder enorme druk van het medische establishment uiteindelijk in 1838 ontslag nam aan het University College Hospital te Londen.

Dat betekende niet dat Elliotson zijn dissidente spreken staakte. Hij bleef vastberaden het mesmerisme in de medische praktijk promoten. Dit leverde hem de waardering en liefde van een ruim en bij wijlen beroemd publiek op. Hij mocht bijvoorbeeld na enige tijd de Britse schrijvers William Thackeray and Charles Dickens tot zijn vrienden rekenen. En hij realiseerde ook iets in de praktijk: onder zijn toezicht gebeurden tal van chirurgische ingrepen (pijnloos) onder ‘mesmerisch’ geïnduceerde anesthesie in speciaal daarvoor opgerichte ziekenzalen in o.a. Edinburg en Dublin. Dit was geen geringe verdienste. Het betrof zonder meer een grote humanitaire vooruitgang in een tijd waarin chemische anesthesie nog niet voorhanden was. En het ging niet over banale operaties. Onder andere amputaties van ledematen behoorden tot de ‘normale’ gang van zaken. Er zijn uiterst gedetailleerde beschrijvingen van deze operaties voorhanden in de medische literatuur (zie bv. hier, op p. 107-111 van het artikel). De ironie wil dat 60 jaar later The Lancet zelf een gedetailleerd verslag publiceerde van een vrouw wiens been – geheel pijnloos – geamputeerd werd onder hypnose.

Het werk van Elliotsons werd rond 1845 overgenomen door de Schotse arts James Esdaile (1808-1859). Hij was verantwoordelijk voor een ‘mesmeristisch ziekenhuis’ te Calcutta in het negentiende-eeuwse gekoloniseerde India. Daar werden naast ontelbare kleinere ingrepen ook de meest invasieve operaties uitgevoerd onder hypnose (dat toen dus nog met de term ‘mesmerisme’ werd aangeduid). Heel belangrijk: dit gebeurde, net zoals bij diens voorganger, zonder enige vorm van bijkomende chemische verdoving. De zware operaties betroffen: amputaties (waaronder een amputatie van de penis), cataract operaties, ingrepen voor een geknelde hernia, en enkele honderden operaties voor het verwijderen van gigantische scrotumtumoren (een vaak voorkomende aandoening bij de Indische mannen van die tijd tgv. een parasitaire ziekte) (35). Eén van de grootste van dergelijke onder hypnose verwijderde tumoren woog maar liefst 36 kilo (!). De concrete beschrijving van deze operatie is nog altijd beschikbaar (je vindt de casusbeschrijving hier, p. 104 van het artikel). Ook Esdaile’s spraakmakende boek (uit 1851) kan je nog altijd lezen (hier gratis te downloaden).

Het ziekenhuis van Esdaile stond niet alleen open voor artsen maar ook voor het bredere publiek. Grotere transparantie is nauwelijks denkbaar. Dagelijks vergewisten mensen zich met een kritisch oog van deze buitengewone medische praktijk. De authenticiteit van de literatuur over Esdaile’s interventies werd ook op andere manieren buitengewoon goed onderbouwd. Er werd bijvoorbeeld op verzoek van de plaatselijke gouverneur zelfs een speciale onderzoekscommissie opgericht. Deze bevestigde dat (de door hen geobserveerde) patiënten wonderbaarlijk genoeg geen pijn ervoeren tijdens de operaties. Esdaile liet zijn fascinerende hypnochirurgische bevindingen ook publiceren in lokale Engelstalige en Indische kranten, zodat iedereen die dat wilde zich er ook via die weg van kon op de hoogte stellen.  

Maar ook hier manifesteerde zich die opmerkelijke weerstand tegen hypnosedatie. Ondanks de grote transparantie van Esdaile’s praktijk, betwijfelden zowel artsen als lekenpubliek zijn authenticiteit. Het gevolg was dat na Mesmer en Elliotson ook deze Schotse arts gemarginaliseerd en geridiculiseerd werd door de orthodoxe, klassieke geneeskunde.

Esdaile zelf vatte het treffende samen: “But the routine practitioner will rarely condescend to divide with nature the merit of the cure. He and his pills, powders, and potions, must have all the credit; and if any one pretends to be able sometimes to cure disease by the unassisted powers of nature, he is called a quack, impostor, or fool…” (James Esdaile, 1846) (5). We noteren hier nog dat ook Esdaile – net als Elliotson – zich niet liet afschrikken door de vijandige kritieken. Hij maakte zich sterk dat de lijdende mensheid het zich niet kon veroorloven om te wachten op het trage proces van bewustwording en mentaliteitsverandering en ging – gemarginaliseerd en gestigmatiseerd – rustig door met zijn praktijk, tot hij in 1851 naar zijn thuisbasis in Schotland terugkeerde.  

 

Een tijdgenoot van Elliotson en Esdaile was James Braid (1795-1860), een chirurg in Manchester die mesmerisme rond 1843 een nieuwe naam gaf. Hij dacht het fenomeen niet langer in termen van ‘dierlijke magnetisme’ (zoals Mesmer en zijn volgers), maar voorzag in een meer psychologische theorie. Hij beschouwde het als een speciale toestand van het zenuwstelsel die leidt tot een soort van slaaptoestand die kunstmatig kan worden opgewekt via verbale suggestie. Hij duidde het daarom aan met de term hypnotisme of hypnose (van het Griekse hupnos, ‘slaap’; etymologisch afkomstig van hypo-gnosis, wat zoveel betekent als ‘verlaagd kennen of bewustzijn’). De essentie van de hypnotische procedure ligt in het richten van de aandacht op één idee (mono-ideïsme). Dit focussen van de aandacht leidt via een reeks mechanismen tot sterke psychologische en fysieke effecten.

Braid leverde niet alleen een conceptueel-theoretische bijdrage; hij gebruikte hypnose ook effectief in de praktijk. Zo voerde hij in Londen een aantal operaties uit bij patiënten die via hypnose werden verdoofd (2). Zijn praktijk was in wezen dezelfde als die van zijn voorgangers en ook de reactie van het medische establishment bleef ongewijzigd: hij werd met vijandigheid bejegend, en zijn werk stierf een relatief stille dood. De term ‘hypnose’ trotseerde echter de tand des tijds en wordt tot op de dag van vandaag gebruikt.

Naast het feit dat deze pioniers op het gebied van hypnochirurgie felle tegenkanting te verduren kregen, was er nog een andere factor die ervoor zorgde dat hun werk in de vergetelheid belandde: de ontdekking van chemische anesthesie. De introductie van ether in 1846 en chloroform in 1847 zouden al snel het belang van hypnoanesthesie bij operaties verminderen. De orthodoxe geneeskunde verwelkomde deze middelen (terecht) onder luid gejuich maar achtte hypnose nu meteen ook van alle praktische relevantie verstoken. Ze zag in haar enthousiasme echter iets over het hoofd dat nu steeds duidelijker wordt: het herstelproces blijkt gewoonlijk veel vlotter te verlopen na een operatie waarbij hypnose in plaats van algemene chemische verdoving gebruikt wordt. En daar komt nog bovenop dat bij hypnosedatie ook de (vaak aanzienlijke) bijwerkingen van algehele anesthesie vermeden worden. Hedendaagse voorstanders van hypnosedatie brengen deze beide voordelen ervan terecht onder de aandacht en tonen daarbij dat het praktisch-klinische belang van hypnose geenszins verleden tijd is.

Met de introductie van de chemische anesthesie ontsloeg de klassieke geneeskunde zichzelf ook meteen van de verantwoordelijkheid om de mysterieuze impact van het bewustzijn op het lichaam – die zo concreet en onmiskenbaar blijkt uit het fenomeen hypnose – verder te onderzoeken. Precies deze impact is nochtans een van de meest fascinerende kenmerken van het menselijke wezen. De neiging tot miskenning ervan moet gezien worden als een typisch gevolg van het in onze samenleving dominante materialistisch-mechanistisch, biologisch-reductionistisch mens- en wereldbeeld. We gaan daar in een later substack-essay nog veel uitgebreider op in.

Ook na de ontdekking van de chemische anesthesie kende het gebruik van hypnose van tijd tot tijd toch een heropleving. Zo werd de Ierse chirurg Dr. Jack Gibson (1909-2005) een legende in de wereld van de hypnochirurgie. Als pas afgestudeerde arts op buitenlandse missie kwam hij in de jaren 1930 voor het eerst in aanraking met het heilzame effect van hypnose. Een lid van een bedoeïenenstam in het Midden-Oosten weigerde elke vorm van verdoving maar stond hem toch toe een gezwel op zijn been dat zich tussen de spieren nestelde, te verwijderen. Gibson was ervan overtuigd dat de procedure zijn patiënt veel pijn had bezorgd, maar besefte later dat het stamlid geen enkele pijn had geleden omdat hij zichzelf onder hypnose had gebracht.

Deze ervaring opende een mentale deur voor Gibson. In de daarop volgende decennia legde hij zich met hart en ziel toe op het gebruik van hypnose in de operatiekamer. Hij voerde meer dan 4000 operaties uit zonder narcose, gaande van plastische chirurgie tot amputaties. Daarnaast hielp hij talloze mensen om hun alcohol- en rookverslaving te overwinnen, en gebruikte hypnose ook om vele andere chronische aandoeningen te behandelen. Hij beschouwde ‘mind power’ als een van de sterkste, doch meest onderschatte, beschikbare medicijnen (6, 7)

In zijn boeken, audio- en video-opnames, laat hij zien hoe hypnose toegang geeft tot het onderbewustzijn. Hij schetste daarbij een theorie die qua basale ideeën niet ver af staat van deze van Breuer en Freud. Om tot de kern van een ziekte te komen, moet men in staat zijn om gebruik te maken van de kracht van het onderbewustzijn. Alleen zo kan men de oorzaak van een probleem aanpakken i.p.v. patiënten louter symptomatisch te blijven behandelen: “If we, as doctors, do not accept this fact then we are cowboys. Cowboys without lassoes, for if we cannot catch this elusive beast, we will continue to see the appalling unnecessary suffering and death from readily curable psychosomatic diseases” (7). Op het einde van zijn leven was Gibson onder andere een boek aan het schrijven over hypnose bij operaties, inclusief een hoofdstuk gewijd aan de hierboven genoemde Schotse chirurg James Esdaile. Helaas heeft zijn heengaan (op de gezegende leeftijd van 95 jaar) de voltooiing van dit boek verhinderd.

Hoewel er niet veel artsen waren die het voorbeeld van Gibson volgden, verklaarde de British Medical Association in 1955 toch dat “hypnose een plaats heeft in de anesthesie en analgesie voor chirurgische en tandheelkundige ingrepen”. Men verklaarde ook dat het bij zwangere vrouwen een doeltreffende methode kan zijn om de pijn van de bevalling te verlichten zonder het normale verloop van het baringsproces te verstoren (2). Het is niet zonder belang te vermelden dat de hypnose zoals die vandaag voorkomt in het therapeutisch arsenaal, anders is dan de traditionele 19de-eeuwse hypnose. Tegenwoordig maakt men vooral gebruik van ‘Ericksoniaanse hypnose’, een term die verwijst naar Milton H. Erickson(1901-1981). Deze Amerikaanse psychiater ontwikkelde opwekkings- en begeleidingstechnieken om een hypnotische trance teweeg te brengen die voor meer mensen werkzaam waren. Dit was een belangrijke evolutie. Hypnose werd daardoor breder inzetbaar en voldeed meer en meer aan de criteria waaraan elk therapeutisch instrument moet voldoen: betrouwbaarheid, reproduceerbaarheid en voorspelbaarheid (2).

We moeten zeker nog een figuur ten tonele voeren in dit artikel. Een in onze streken minder bekende doch allesbehalve onbelangrijke naam is Dave Elman (1900-1967). Deze hypnotherapeut ontwikkelde een radicaal andere – veel directere en snellere – hypnosestijl dan die van Erickson. Hij werd vooral bekend vanwege het herontdekken van de ‘Esdaile-staat’ – zijnde de hypnotische toestand die we hierboven beschreven hebben in referentie naar de arts die in India hypnose toepaste als verdoving bij zelfs de meest ingrijpende operaties.

In zekere zin klopt het echter niet dat Elman louter de techniek van Esdaile herontdekte. Hij deed meer dan dat. Terwijl het Esdaile destijds een paar uur kostte om een diepe hypnotische trance te bereiken, lukte dit Elman in slechts enkele minuten. Vanaf 1949 tot het moment dat hij een hartaanval kreeg in 1962, heeft Elman in de Verenigde Staten duizenden artsen, tandartsen en medisch personeel opgeleid in het gebruik van zijn hypnosetechnieken en hielp hij talloze chirurgen om pijnloze operaties uit te voeren met alleen hypnose als verdovingsmiddel. Hij zette alles op alles om een razendsnelle inductie van de hypnotische toestand te realiseren omdat hij er van overtuigd was dat wanneer de procedure langer zou duren dan 3-5 minuten, deze medici nauwelijks nog geïnteresseerd zouden zijn in de techniek. En hij slaagde daarin. Hij werd beroemd omdat hij met zijn techniek zeer invasieve operaties onder hypnose kon laten slagen, waaronder zelfs een openhartoperatie waarbij enkel en alleen gebruik gemaakt werd van hypnosedatie. In (internet)artikels  (8, 9, 10, 11) en in Elman’s boek (Hypnotherapy. Dave Elman, 1970) kan men lezen dat daarbij geen enkele chemische verdoving toegepast werd omdat de patiënt in kwestie dermate verzwakt was dat elke vorm van chemische sedatie fataal zou zijn.

Dave Elman heeft de hypnotherapie verrijkt met een geheel eigen, directe stijl van werken. Hij overleed op 5 december 1967. Zijn praktijk wordt voortgezet door zijn zoon, kolonel H. Larry Elman. Een mooi, samenvattend antwoord van Larry Elman op de vraag of het mogelijk is om pijnloos een operatie te ondergaan onder hypnose zonder enige vorm van chemische verdoving, vind je hier. We citeren de belangrijkste passage: “… Possibly the case Dad was most proud of was the first Open Heart Surgery without chemical anesthesia. This was in about 1954. The patient desperately needed the operation and was not expected to survive without it. The anesthesiologist on the case could find no chemical anesthesia suitable — all were too strong and likely to kill the patient. If they didn’t operate, the patient would die. Operate with the available anesthetics, the patient would die. What about hypnosis? Both the Surgeon and the Anesthesiologist were graduates of the Dave Elman Course in Medical Hypnosis, so they called my Dad. He said he had never heard of such a thing. They asked him to be in the Operating Room as Hypnotic Coach, and proceeded with that operation the next day. The patient made a full recovery”.

De zoon van Dave Elman beheert nog altijd het archief van zijn vader waarin zich o.a. de medische dossiers bevinden van de openhartoperatie onder hypnose. Een grondige bestudering van deze dossiers is essentieel binnen de academische discussie omtrent de waarde van hypnose als sedatie. Sommige fanatieke adepten van het materialistisch-mechanistisch mensbeeld trekken desalniettemin de echtheid van Elman’s claims bij voorbaat in twijfel. Zoals we elders hebben gesteld is dat hun goed recht (zie substack Een paar opmerkingen over de tragikomische pogingen om me op de brandstapel te krijgen). Uiteindelijk baseren we ons allemaal op veel dingen die we geloven en weinig dingen die we werkelijk waargenomen hebben. En zelfs dan nog: ook waarnemingen zijn in veel opzichten subjectief.

Professor Dr. Marie-Elisabeth Faymonville – de Luikse anesthesiste die hypnose na decennia van wantrouwen in 1991 herlanceerde in het operatiekwartier – zei enkele jaren geleden in een interview met De Morgen (hier te lezen voor niet-abonnees) evenwel dat hypnose niet kan toegepast worden bij openhartoperaties. Haar argumenten zijn niet helemaal duidelijk, maar ze haalt als reden aan dat men volgens haar bij zulke ingrepen het hart moet stilleggen. Ze suggereert dat deze technische beperking het gebruik van hypnose ter vervanging van algemene verdoving onmogelijk maakt. Deze argumentatie is om een aantal redenen wat twijfelachtig.

Ten eerste meldde een gerenommeerde hartchirurg ons dat, in tegenstelling tot wat prof. Faymonville stelde, men bij openhartoperaties het hart niet altijd stillegt. Een minderheid van hartoperaties met volledige sternotomie (i.e. het borstbeen volledig open maken) zou volgens hem op een kloppend hart gebeuren. Het opereren onder kloppend hart is aanzienlijk lastiger en vraagt veel van de chirurg en wordt daarom wellicht in veel gevallen vermeden. Maar het gebeurt. Dat is ook verifieerbaar op informatieve websites: er zijn wel degelijk twee manieren om een openhartoperatie te verrichten, met of zonder stillegging van het hart. In het UZ van Leuven worden overbruggingsoperaties zelfs meestal uitgevoerd op het kloppend hart, zonder tussenkomst van de hart-longmachine (12). Met andere woorden: het klopt niet dat openhartoperaties onder hypnose intrinsiek onmogelijk zijn omdat het hart altijd moet stilgelegd worden.

Ten tweede is er de vaststelling dat openhartoperaties in uitzonderlijke gevallen ook uitgevoerd worden zonder algemene anesthesie, met enkel lokale verdoving. Er is zelfs beeldmateriaal beschikbaar van openhartoperaties waarbij de patiënt in kwestie de hele tijd bij bewustzijn blijft en getuige is van zijn eigen operatie. In deze casussen werd het hart stilgelegd zonder gebruik te maken van algemene verdoving. En ook operaties op kloppend hart worden soms gedaan zonder algemene narcose (zoals o.a. deze video laat zien).

Aangezien alle ingrepen die kunnen worden uitgevoerd met alleen plaatselijke verdoving, ook met een combinatie van plaatselijke verdoving én hypnose kunnen worden uitgevoerd (2), is het voor de hand liggend dat hypnose ook bij openhartoperaties kan ingezet worden. Ook deze interessante (en amusante) persoonlijke getuigenis van een man die een openhartoperatie onderging terwijl hij volledig bij bewustzijn was en daarbij pijn management technieken aangereikt kreeg, toont het enorme potentieel van psychische beïnvloeding tijdens operaties.    

En nog een stap verder: als het doorzagen van een been mogelijk is onder hypnose, zonder enige vorm van verdoving (zoals onder andere in het hierboven vermeldde artikel in The Lancet werd beschreven), hebben we dan veel redenen om te twijfelen dat ook het open zagen van het borstbeen onder hypnose, zonder enige vorm van verdoving, tot de mogelijkheden behoort? Alles wijst dus in de richting dat de prestatie van Dave Elman – de openhartoperatie onder hypnose – wel degelijk mogelijk is. 

Dat de hedendaagse praktijk van de hypnosedatie niet meer zo ver gaat als de praktijk van de pioniers in de 19e eeuw, die onder andere standaard zonder verdoving opereerden, is uiteraard niet te verwonderen. De medische evoluties (zoals de chemische anesthesie) nopen daar niet meer toe. En misschien nog veel belangrijker: de steeds meer in biologisch-reductionistische richting evoluerende tijdgeest met toenemende druk op artsen om zich aan ‘klassieke’ protocollen te houden tijdens ingrepen, laat simpelweg niet meer toe om nog te opereren zonder enige vorm van verdoving. Als men nu operaties onder hypnose standaard combineert met plaatselijke verdoving, dan komt dat niet door de beperkte kracht van hypnose maar wel door de beperkte openheid van de hedendaagse medische geest.

Ook anesthesist Dr. Sabine Maes, collega van prof. Dr. Faymonville, stelt omtrent het sederende potentieel van hypnose dat strikt genomen hypnose de klassieke chemisch opgewekte narcose volledig kan vervangen, maar dat het gebruik ervan vandaag de dag (meestal) beperkt blijft tot bepaalde ingrepen onder plaatselijke verdoving, met hypnose als aanvulling (13). M.a.w. de oude hypnochirurgische praktijk en de Westerse geneeskunde hebben een compromis gesloten in het operatiekwartier- en dat kunnen we natuurlijk alleen maar toejuichen. In welke richting dat compromis bijgesteld zal worden in de toekomst, valt echter nog af te wachten. Alles hangt af van de vraag in welke mate het materialistisch-mechanistisch mensbeeld dominant blijft, veeleer dan van de vraag of hypnose echt dermate krachtig is dat het pijnloze operaties zonder verdoving mogelijk maakt. Die laatste vraag moeten we zonder twijfel bevestigend beantwoorden. 

Hypnose en hypnosedatie passen eigenlijk in een veel ruimere reeks van fenomenen die ons allemaal tonen dat het menselijke bewustzijn een buitengewone invloed heeft op het lichaam. De negatieve impact van angst en stress op het immuunsysteem, het placebo-effect, ja, zelfs de ‘psychogene dood’ (waarbij iemand sterft door een vloek) – het zijn allemaal verschijnselen die de merkwaardige, verstrekkende invloed van mentale voorstellingen op het lichaam aantonen (voor meer uitleg hieromtrent, zie dit eerder gepubliceerd opiniestuk). Hoezeer dergelijke fenomenen de mens ook fascineren, ze roepen ook grote weerstanden op, in het bijzonder in de academische wereld. Wetenschappers en artsen die de aandacht erop vestigen worden niet zelden geridiculiseerd, hoe grondig ze hun discours ook onderbouwen. Zoals hierboven beschreven illustreren de lotgevallen van de grote auteurs over medische toepassing van hypnose dit levendig.

Dan rest ons nog de vraag: Wat zorgt er nu eigenlijk voor die weerstand tegen zaken als hypnose? In de finale analyse kunnen we niet anders dan besluiten: dat komt omdat ze het dominante mens- en wereldbeeld aan het wankelen brengen.

De dominante visie op de mens en de wereld is zonder twijfel mechanistisch-materialistisch van aard. Het universum is een verzameling van elementaire deeltjes die volgens de wetten van de mechanica op elkaar inwerken – het is een grote machine. En de mens is een kleine machine, een tandwieltje dat meeratelt in de grote machine van het universum. De mens is een biochemisch proces en vanuit dat proces valt uiteindelijk alles te verklaren. Het bewustzijn van de mens – zijn gedachten en gevoelens – is een toevallig neveneffect van het ratelen van de radertjes in zijn hoofd. Deze visie op de mens heeft grote verwachtingen en ambities. Als we de mens-machine goed genoeg begrijpen, dan kunnen we er elk defect in repareren. Alle ziekte en lijden zal uiteindelijk uit de wereld geholpen worden door de arts-ingenieur.

Het is precies deze illusie die aan het wankelen gebracht wordt door de observaties omtrent hypnose. Hypnose toont ons dat het menselijke bewustzijn niet zomaar een passief neveneffect is van de biochemische processen in het brein. Het bewustzijn is niet louter een product van lichamelijke processen; lichamelijke processen zijn ook een effect van het bewustzijn. De mechanistisch denkende mens wordt angstig door die confrontatie met de kracht van de geest. Ze bedreigt zijn illusie van de mechanistische maakbaarheid van de mens. Als de geest kracht heeft over het fysieke, dan verdwijnt de mogelijkheid om via perfecte, rationele manipulatie van het lichaam het menselijke bestaan en in het bijzonder de menselijke geest te controleren.

De mens wordt dan terug een wezen dat zich over het ongrijpbare en moeilijk controleerbare fenomeen van zijn eigen geest en ziel moet buigen en verglijdt naar een wereld waarin er geen rationele zekerheden meer zijn. De mens wordt, met andere woorden, terug ten volle geconfronteerd met zijn grootste kwelling: de onophefbare onzekerheid van zijn bestaan. Om zich van die kwelling te ontdoen, sluit hij zich dan maar op in een onttoverd, rationalistisch wereldbeeld.

Er zijn nochtans andere manieren om met onzekerheid om te gaan, ja, om in de fundamentele onzekerheid van het menselijke bestaan zelfs de voorwaarde te vinden om echt mens te zijn. En als de mens eenmaal de angst voor de limieten van zijn rationele begrip overwonnen heeft, zal hij meestal ook zonder veel moeite kunnen zien wat de hierboven ten tonele gevoerde pioniers van de hypnosedatie ons probeerden te tonen: de geest heeft de meest verbluffende kracht, ook in het operatiekwartier.

 
Geplaatst in Aanvullende Therapieën, Alle rubrieken, Uit de Praktijk, Vakliteratuur en getagd met , .