Hoogbegaafdheid en hoe te herkennen
Auteur:
Marleen Van Audenhove
Hoogbegaafdheid is geen ‘luxeprobleem’ - het verdient aandacht en ondersteuning.
Hoogbegaafdheid is een heel complex gegeven. Een hoogbegaafd kind heeft een aangeboren gave om te denken, door te denken, associatief beeldrijk creatief en vooral kritisch. En dan vooral voor zichzelf.
Als ouder word je daar soms wanhopig van. Je ziet je kind zichzelf vastrijden in zijn eigen gedachten. Zeker in deze tijden waarin zowat alles flexibel – lees onzeker – wordt.
Je kind raakt gedemotiveerd – school is ‘herhaling’ (lees saai, voorspelbaar), hobby’s worden ingeperkt, thuis vervelen ze zich steevast. Een stevige test voor jezelf als ouder. Je zou willen dat je kind zichzelf oppakt, motiveert, initiatief neemt, vooruitkijkt. Het liefst zou je ze een schop onder hun kont geven. Alleen, dat helpt niet…Wat helpt wel? Kijk eens goed naar jezelf – als ouder/leerkracht/begeleider. Zelf niet opgeven als het moeilijk gaat. Zelf je gevoelens uiten, praten over wat moeilijk gaat en toch volhouden. Zelf af en toe eens iets doen wat je niet durft – en blij zijn als het lukt én als het niet lukt – je hebt het tenminste geprobeerd. Groeimindset noemen wij dit in het werkveld. Geloof in jezelf, vind je gaves en zet jezelf ertoe om echt stapjes te zetten. Maak vooruitgang zichtbaar en vier je succesjes en wees trots op jezelf – je geeft jezelf de kans om te ont–wikkelen, je te tonen zoals je echt bent. Dat wil je toch ook je kind leren?
Hoogbegaafdheid komt naar boven in alle aspecten van een leven: op school, thuis, in hobby’s, in vriendschappen… Hoogbegaafd zijn is veel veel meer dan ‘slim’ zijn. Er is natuurlijk een belangrijk ‘cognitief luik’ , namelijk intellectuele capaciteiten (geheugen, leervermogen, …), creatief out of the box denken en een hoge motivatie – om na te denken, om dingen te leren die hen uitermate interesseren. Je ziet ze dan in een flow terechtkomen en ze vergeten de wereld rondom zich. Dat zijn die kinderen die vragen blijven stellen, alles willen weten, wiens leerhonger oneindig lijkt.
Professor Renzulli heeft hoogbegaafdheid voorgesteld in een triadisch model. Volgens dat model is hoogbegaafdheid de ‘deelverzameling’ van hoge cognitieve capaciteiten, creativiteit (op gebied van denken) en een hoge motivatie.
Professor Mönks heeft de omgeving van het kind mee betrokken in zijn model. De persoonlijke kenmerken van het kind spelen een grote rol of de hoogbegaafdheid al dan niet tot ontwikkeling komt. De omgeving echter ook, die kan er mee voor zorgen dat een hoogbegaafd kind openbloeit of net in zichzelf keert en daardoor zijn hoogbegaafdheid niet meer toont.
De ouders zijn een belangrijke spiegel voor het kind. Daarnaast is het van belang dat ouders de hoogbegaafdheid van hun kind erkennen en hun kind toestaan om te excelleren.
De school van het kind kan met een juist aanbod (voldoende uitdaging) en begeleiding (aandacht voor de gevoeligheid van hoogbegaafde kinderen) zorgen dat het kind een groei-mindset aanhoudt en gemotiveerd blijft.
Peers vinden is vaak een uitdaging van een hoogbegaafd kind. Wel o zo belangrijk, om sociale vaardigheden te ontwikkelen. Statistisch gezien is 2 à 3 procent van de bevolking hoogbegaafd. Dat betekent ongeveer 1 leerling per klas. De kans dat je op jouw school een ander hoogbegaafd kind leert kennen waarmee het klikt, is dus niet zo groot. Die klik is nodig om vriendschap te kunnen opbouwen, en net zoals bij andere kinderen is die er niet altijd, hoogbegaafden zijn immers geen homogene groep die allemaal dezelfde interesses hebben.
Dit artikel omschrijft in een notendop wat hoogbegaafdheid kan zijn en waar een kind gaandeweg mee kan geconfronteerd worden. Het is geen ‘luxeprobleem’ en verdient aandacht en ondersteuning waar nodig. Ook de ouders staan vaak voor een lange zoektocht naar de juiste aanpak thuis, begeleiding op school …